Laat er geen twijfel over bestaan: de Internet of Things-trein staat op het punt om te vertrekken. Als Belgische bedrijven hem niet willen missen, is het nu tijd om te reageren. Daarbij moeten we meer doen dan simpel apparaten verkopen of netwerken installeren. Vooral telecom- en energiebedrijven hebben er alle baat bij om een ecosysteem met bijkomende diensten te ontwikkelen.
In de technologiewereld zijn er weinig nieuwe ontwikkelingen die zoveel opwinding en buzz veroorzaken als het internet of things, smart living en de smart city. Het idee dat we miljarden voorwerpen aan het internet gaan hangen (van vuilnisbakken en koelkasten over straatverlichting en medische apparatuur tot elektriciteitsmeters en camera’s) zodat ze hun data in real time kunnen delen, is dan ook een bijzonder interessante propositie. Dat zowel voor de bedrijven die deze infrastructuur moeten gaan uitbouwen, als voor de consumenten en gebruikers die er uiteindelijk de vruchten van moeten plukken.
Dat deze markt binnen enkele jaren zal ontploffen, daar is ongeveer iedereen het over eens. Over hoeveel apparaten er tegen 2020 geconnecteerd zullen zijn, lopen de schattingen uiteen van iets meer dan twintig tot ruim vijftig miljard. Momenteel zouden het er zowat zes miljard zijn. De omzetgroei die dit meebrengt, gaat bokkensprongen maken in dezelfde grootteorde, verwachten de marktonderzoeksbureaus.
Ook in ons land beweegt er een en ander. Antwerpen heeft de ambitie om de eerste slimme stad van Vlaanderen te worden en wil zichzelf als een soort proeftuin aanbieden aan bedrijven die met de technologie willen experimenteren. De eerste netwerken waarmee de sensoren die aan de voorwerpen gekoppeld zijn hun data door de lucht kunnen sturen, zijn ondertussen ook geïnstalleerd. Verder zijn er ook verschillende steden en gemeenten, zoals Aalter en Bonheiden die elk apart kleinere projecten opzetten om tot een of andere 'smart'-ervaring te komen. De consumentenmarkt roert zich al evenzeer: het aantal slimme thermostaten en geconnecteerde beveiligingscamera’s die tegenwoordig te koop zijn, zijn al lang niet meer op twee handen te tellen.
Het klinkt allemaal veelbelovend (en dat is het zeker ook), maar de waarheid is dat we nog maar drie jaar van 2020 zijn verwijderd, dat de markt voor dit soort toepassingen op dit moment nog zeer gefragmenteerd is en nog maar in zijn kinderschoenen staat. Er is nog quasi geen standaardisering, de verschillende producten zijn nog veel te veel aparte eilanden van elkaar die nog veel te weinig op elkaar inspelen of mekaar versterken en er is nog altijd geen duidelijke marsrichting over waar het nu allemaal naartoe gaat. Ook op de consumentenmarkt zijn het nog vooral gadget-achtige toestellen die tot nu toe de hoofdmoot uitmaken: nice to have, maar nog lang geen need to have.
Zo’n situatie brengt zowel gevaren als opportuniteiten met zich mee. De opportuniteit is dat het nog alle kanten uit kan en dat de toekomstige marktleiders nog lang niet vast staan. Daar liggen kansen voor onze ondernemingen. Het gevaar in België is dat we te inert reageren en de kaas van ons brood laten eten. De telecomoperatoren zouden meer zin voor initiatief aan de dag mogen leggen. In hun eigen voordeel trouwens. De markt voor internet en mobiele telefonie is verzadigd, dubbele groeicijfers zitten er hier al lang niet meer in. Nieuwe klanten die langs de voordeur binnenkomen, verdwijnen langs de achterdeur geruisloos naar de concurrentie, op zoek naar nog lagere prijzen.
Wie als telecomoperator nu de eerste bold moves zet, heeft veel kans om uit te groeien tot dé trusted supplier op deze nieuwe markt. En dat heeft zo wel zijn voordelen. Een veel hogere klantenbinding bijvoorbeeld, want een klant is niet alleen voor zijn telecom aan een leverancier gebonden, maar voor ongeveer zijn complete huis of zelfs leven, een lage churn (uitstroom van klanten) en flink hogere marges. Ook voor de consument lijkt een gebundeld aanbod aantrekkelijk: slechts één leverancier om zijn huis slimmer te maken en vooral zijn leven hierdoor te vergemakkelijken (smart living).
De voorwaardes om tot zo’n ideaalbeeld te komen, vergen wel meer inspanning dan het verkopen van een slimme camera of rookmelder. We moeten evolueren van smart devices naar smart living. En dat kan alleen door bijkomende diensten te gaan aanbieden. Cru gezegd: wat heeft u aan een slimme camera als hij inbrekers aan uw voordeur detecteert, maar op geen enkele manier een call center kan verwittigen voor hulp? Welke meerwaarde heeft een slimme energiemeter die enkel automatisch de meterstanden doorgeeft, maar die je geen inzicht geeft in je verbruik, via, pakweg, een app op je smartphone? Waarom zou je een wearable dragen die je bloedsuikerspiegel in de gaten houdt, als je nog altijd naar een dokter moet gaan om de resultaten te interpreteren?
De telecomindustrie is natuurlijk een heel ander beestje dan de energiesector of de gezondheidszorg. Het is voor hen dus zaak om de juiste strategische partners te kiezen die een en ander mogelijk kunnen maken. Ik geloof dat de tijd is aangebroken om hier serieus naar te kijken.
Daar zal trouwens ook de eindgebruiker uiteindelijke van profiteren. Want het is pas zodra er kritische massa is in deze markt dat andere bedrijven hun karretje aan de marktleider zullen vasthaken en ook mee diensten en apparaten zullen gaan ontwikkelen. En pas dan zal je een hefboomeffect kunnen zien dat de hele markt vooruit katapulteert.
Noot van de redactie: opinies vertegenwoordigen niet noodzakelijk de mening van Bloovi. Indien je het niet eens bent met de auteur en zelf een opinie wil schrijven, stuur ons dan een mailtje op redactie@bloovi.be