De Belg Jeroen Cappaert, in 2016 door zakentijdschrift Forbes uitgeroepen als beloftevolle jonge wetenschapper, is allesbehalve wat je noemt een typische ondernemer. Hij ligt niet wakker van het aantal actieve gebruikers, wel van raketlanceringen want in plaats van apps bouwt hij satellieten. Dat doet hij als medeoprichter en Chief Technology Officer van Spire, een Amerikaanse space start-up met Europeanen aan het roer die een stelsel van 60 minisatellieten bezit waarmee grote hoeveelheden big data wordt verzameld. “Door naar de ruimte te gaan, proberen we meer inzicht te krijgen in ons leven hier op aarde.”

Topspeler tussen nieuwe generatie space start-ups

Spire zou je gerust een uit de hand gelopen interesse kunnen noemen. “Toen ik afstudeerde, stond het helemaal niet in de sterren geschreven dat ik ondernemer zou worden”, lacht Jeroen Cappaert. “Ik vond ruimtevaart gewoon een interessant technisch probleem, maar ook niet meer dan dat.”

Die belangstelling nam echter al snel steeds grotere proporties aan. Want na een carrière als researcher bij NASA stond Cappaert in 2012 mee aan de wieg van Spire. Vandaag is onze landgenoot CTO van het Amerikaanse bedrijf dat ondertussen een topspeler werd tussen een nieuwe generatie space start-ups. Om je een idee te geven: Spire - vorig jaar door Forbes getipt als ‘next billion dollar start-up' - haalde al meer dan 100 miljoen dollar in durfkapitaal op, stelt vandaag meer dan 150 personen verspreid over 5 landen te werk, en lanceerde tot op heden circa 80 minisatellieten waarvan er vandaag ongeveer 60 operationeel zijn.

Met die satellieten, die ongeveer de grootte van een aktetas hebben, kijken ze terug naar onze aarde. Ze observeren via sensoren wat er op onze planeet gebeurt, en verzamelen grote hoeveelheden data over bijvoorbeeld de posities van vrachtschepen of over weerfenomenen. “Een heel brede groep spelers haalt voordeel uit satellietdata”, vertelt Cappaert. “Ons doel is om snel veranderende fenomenen in kaart te brengen: we signaleren weersveranderingen, traceren vliegtuigen en sporen zelfs illegale visserij op. Door naar de ruimte te gaan proberen we dus meer inzicht te krijgen in ons leven hier op aarde.

Van NASA naar start-up

Nooit gedacht dat ik op een dag een start-up zou oprichten”, blikt Cappaert terug op het begin van zijn intussen indrukwekkende loopbaan. “Ik behaalde mijn diploma burgerlijk ingenieur aan de KU Leuven, waar ik voor het eerst in contact kwam met ruimtevaart. Daarna ging ik naar Frankrijk om verder te studeren aan de International Space University en de sector beter te leren kennen.”

Van daaruit maakte hij de sprong naar de Verenigde Staten, waar hij bij het Amerikaanse ruimtevaartagentschap NASA terechtkwam. “Daar werkte ik aan kleine satellieten. Maar NASA is een grote organisatie die relatief traag werkt, met als gevolg dat het na verloop van tijd steeds meer begon te jeuken”, vertelt Cappaert. “Het resultaat was dat ik samen met een aantal ex-studiegenoten ‘s avonds kleine satellieten ging bestuderen. Toen zat die technologie nog in de academische sfeer, en was ze nog maar weinig commercieel toepasbaar. Maar we zagen het gebruik stelselmatig uitbreiden, en hadden al snel door dat daar een enorme opportuniteit lag.”

Eenmaal technologie de ruimte in raakt, is die makkelijk vijf tot tien jaar oud. Dat is alsof je met een een heel oude gsm rondloopt

En dus richtten ze in 2012 Spire op. Helemaal niet zo vanzelfsprekend, want space start-ups waren in die tijd niet ingeburgerd. “Je had toen enkel SpaceX (Amerikaans bedrijf voor ruimtetransport, opgericht door Elon Musk; nvdr), wat een heel andere sector en vooral enkele niveaus hoger was. Dat maakte dat investeerders onze start-up op dat moment een te groot risico vonden”, herinnert Cappaert zich.

Agile in de ruimte

Spire richt zich vooral op aardobservatie via kleine satellieten, ook wel nanosatellieten of cubesats genoemd. En net die verkleining zorgde al voor een kleine revolutie in de sector. “Het duurt doorgaans vijf tot tien jaar om een grote, legacy satelliet te bouwen”, zegt Cappaert. “Eenmaal technologie dus de ruimte in raakt, is die makkelijk vijf tot tien jaar oud. Dat is alsof je met een een heel oude gsm rondloopt. Je zou dan enorm achterlopen op de huidige generatie technologie, maar het is dus wel de norm bij satellieten.”

Copyright NASA

Kleine satellieten daarentegen zijn niet alleen sneller en goedkoper maar bovendien ook voorzien van de laatste technologie. “We nemen de agile methodologie van softwareontwikkeling over”, aldus Cappaert. “We testen en implementeren innovaties erg snel. Daarmee stappen we af van de klassieke werkwijze van de traditionele ruimtevaartindustrie. We lanceren snel satellieten en erkennen dat ze de eerste keer niet ideaal zijn, en dat ze mogelijk bugs en fouten bevatten. Binnen drie maanden hebben we een nieuwe, veel betere versie klaar. Het is een iteratief proces, waarbij we voortdurend leren uit onze fouten. Minstens één keer om de twee maanden vindt er een lancering plaats, wat maakt we op regelmatig basis bijleren.”

Het zorgt er ook voor dat ze veel sneller met technologie experimenteren. “We gebruiken geminiaturiseerde technologie, vaak uit andere sectoren, zoals chips uit de smartphone-industrie”, legt Jeroen Cappaert uit. “Maar we kijken net zo goed naar wat er allemaal gebeurt op het gebied van automatisatie, zelfrijdende auto’s en drones. Voordien maakte dat soort technologie geen kans in de ruimtevaart, omdat ze op lange termijn niet bestand is tegen de uitdagingen van de ruimte, onder andere door de straling.”

Onze satellieten hebben een levensduur van slechts twee jaar, dus maakt het niet uit dat onderdelen sneller verslijten

“Maar onze satellieten zijn stukken goedkoper en hebben een veel kortere levensduur: twee jaar vergeleken met vijftien jaar voor een grote satelliet. Wij kunnen het ons dus veroorloven om sneller technologie de ruimte in te sturen. Onze satellieten hebben toch een levensduur van slechts twee jaar, dus maakt het niet uit dat onderdelen sneller verslijten.”

Space-as-a-service

Spire behoort tot een nieuwe generatie ruimtevaartbedrijven, ook wel ‘new space’ genoemd. Die trend duidt op de toenemende toegankelijkheid en commercialisering van de ruimte. “New space is een brede term”, reageert Cappaert. “Het gaat van SpaceX en Blue Origin tot nieuwere, kleinere space start-ups. Ook Spire maakt deel uit van die beweging. Doordat we vernieuwing proberen te brengen in de ruimtevaart en er technologieën uit andere sectoren toepassen.”

Wat is eigenlijk het hogere doel achter dit alles? Van de ruimte een dienst maken, antwoordt Jeroen Cappaert. “Iets vergelijkbaars zagen we destijds gebeuren in de computerindustrie”, licht hij toe. “In de jaren ‘90 moest bijvoorbeeld iedereen zijn eigen server bouwen om een website te hosten. Terwijl je nu gewoon Amazon Web Services kan gebruiken.”

“Hetzelfde is nu aan de gang in de ruimtevaart. Er zijn meer en meer providers die space-as-a-service aanbieden. Zij nemen alle operationele aspecten uit handen. Je bezorgt gewoon een lading of een sensor, en zij sturen die voor jou de ruimte in. Zelf hoef je dus geen satelliet te lanceren of veel kapitaal te investeren in infrastructuur. Je betaalt gewoon voor wat je verbruikt. We bewegen met andere woorden naar een dienstenmodel. Een rederij moet nu geen satelliet meer de ruimte insturen om haar schepen op de voet te volgen, ze kunnen gewoon data van onze satellieten kopen.”

En Spire staat niet alleen met dit idee. Amazon kwam recent nog op de proppen met AWS Ground Station, een dienst waarbij je simpelweg grondstations van Amazon kan gebruiken om te communiceren met je satellieten zodat je zelf niet al die infrastructuur moet opbouwen.

De lokroep van Silicon Valley

Opvallend: Spire is een Amerikaanse start-up met Europeanen aan het roer. En dat heeft zo zijn reden. “Het was vooral de vibe van Silicon Valley die ons in de VS heeft gebracht”, vertelt Cappaert. “De omgeving was meer ondersteunend voor zo'n idee dan dat we in Europa gewend zijn. In Europa was er toen weinig geld voor ruimtevaart-innovatie, terwijl in Silicon Valley veel meer enthousiasme bestond. De omgeving en cultuur brachten ons dus hier.”

Spire richtte sindsdien wel Europese kantoren op in Schotland en - enigszins verrassend - Luxemburg. “Het is weinig gekend, maar Luxemburg zet stevig in op ruimtevaart en de new space golf”, verklaart Cappaert. “Ze bouwen er zelfs een ecosysteem rond. Daarnaast werken ze ook aan meer speculatieve ideeën, zoals space mining.”

Europa maakt inhaalbeweging

Cappaert merkt een duidelijke mentaliteitswijziging in onze contreien. “Neem nu België: sinds ik er wegging is er al veel meer start-upcultuur en krijgen ondernemers wel de nodige ondersteuning. Die verandering is heel goed voelbaar”, vertelt hij. “Daarnaast zie je in Europa ook meer en meer space start-ups ontstaan. De meerderheid zit nog in de VS, maar Europa maakt duidelijk een inhaalbeweging.”

Een vrij nieuwe sector die weliswaar een sterke opgang kent, zo zouden we het kunnen samenvatten. “New space moet zichzelf nog bewijzen”, nuanceert Cappaert. “De markt zal waarschijnlijk consolideren, maar hopelijk hebben we over vijf jaar een duurzaam ecosysteem met dienstverleners, applicatiebedrijven en data-analyse. En uiteraard hopen wij met Spire daar middenin te staan.”