De wat dramatische uitspraak “Do you have any idea how special you are?”, afkomstig van een weinig memorabele Netflix-serie, heeft iets bij mij getriggerd. Ik bedacht plots dat een significant deel van de Netflix Originals-programmatie inzoomde op wel heel bijzondere en getalenteerde individuen. The Queen’s Gambit, Hilbilly Elegy, The OA, Ragnarok, The Bold Type: allemaal vertellen ze het verhaal van ruwe diamanten die fel contrasteren met hun meestal middelmatige omgeving. Stuk voor stuk zijn het underdogs waarvan iedereen ooit wel zou beseffen hoe uniek ze zijn.

De uitverkorene

Dit soort verhalen bekrachtigt het idee dat ieder van ons op de een of andere manier erg speciaal en belangrijk is. Het zou me niet verbazen mochten ze een rol spelen in het verder versterken van het huidige ongebreidelde individualisme en egocentrisme. Maar ze zijn natuurlijk vooral een symptoom van onze tijd waarin het collectief welzijn steevast het onderspit moet delven tegenover het recht van het individu.

Individualisme is natuurlijk niet enkel tijdgebonden. Het is evengoed een cultureel fenomeen. Zo is het algemeen geweten dat Chinezen, Pakistanen, Peruvianen en Ecuadorianen veel meer op het gemeengoed gericht zijn dan bijvoorbeeld Australiërs, Amerikanen en Belgen. Wie daarin geïnteresseerd is, kan ik de website van wijlen sociaal psycholoog Geert Hofstede ten zeerste aanraden. Daar zijn heel wat statistieken te vinden en je kan er landen met elkaar vergelijken volgens 6 verschillende culturele dimensies (één daarvan is individualisme versus collectief denken).

Maar het huidige individualisme kunnen we niet enkel op cultuurverschillen steken. Er is meer aan de hand.

The Upswing

Volgens het boek The Upswing van Robert Putnam en Shaylyn Romney Garrett vertoont ons huidig tijdperk heel wat overeenkomsten met ‘The Gilded Age’ (1870 tot ongeveer 1900) in de VS.

Net als toen beleeft het westen nu ongekende technologische vooruitgang, welvaart en materieel welzijn. Maar tegelijkertijd hebben we - ook net als toen - te kampen met heel complexe en aan elkaar gelinkte problemen: economische ongelijkheid, politieke polarisatie, sociale isolatie, cultureel individualisme, narcisme, egocentrisme, bedrijfsmonopolies die de rechten van arbeiders met de voeten treden, industriële lucht- en watervervuiling, extreem consumentisme en materialisme, sociaal darwinisme en een beenharde survival of the fittest-attitude.

Van ik tot wij tot ik

Voor velen – buiten de welgestelden, natuurlijk – was ‘The Gilded Age’ een extreem onaangename tijd, net zoals dat nu ook zo is voor heel wat mensen. Maar de VS is er toen wel in geslaagd om die malaise te overwinnen en Garett en Putnam denken dat we aan de vooravond staan ​​van een vergelijkbare heropleving.

Destijds werd de VS geleidelijk aan meer egalitair, coöperatief, gemeenschapsgericht en vrijgevig. Er werd gewoonweg minder gefocust op het eigenbelang. Die hernieuwde dynamiek bleef een hele tijd duren, tot een nieuwe kentering plaatsvond in de sixties en we een evolutie meemaakten die leidde tot waar we ons nu bevinden.

In het boek wordt deze op- en neerwaartse evolutie visueel weergegeven door wat Garett en Putnam de ‘I-We-I’ (Ik-Wij-Ik) curve noemen, die - opmerkelijk genoeg - samenvalt met de zeer vergelijkbare omgekeerde U-vormige curves van:

  • economische ongelijkheid;
  • politiek partijdigheid;
  • en sociaal kapitaal.

Het hoogtepunt van de curve - toen de samenleving vooral gericht was op het collectief, op ‘wij’ - vertegenwoordigt de kleinste kloof tussen arm en rijk, de beste cijfers op vlak van gezondheid, de grootste budgetten die gepompt werden in armoedebestrijding en de laagste politieke polarisatie.

Bron: The Upswing, door Robert D. Putnam & Shaylyn Romney Garrett

Nu we ons op eenzelfde dieptepunt bevinden als in de ‘Gilded Age’ is hun theorie dat we opnieuw zoals toen naar een heropleving zullen evolueren. Destijds wist de VS te kruipen uit zijn individualistische malaise, mede dankzij:

  • Economische innovatie;
  • meer gelijkheid (onder andere voor vrouwen);
  • wetten die monopolies doorbraken;
  • politiek leiderschap dat er niet voor terugschrok om de superrijken te belasten;
  • de oprichting van effectieve nationale en particuliere instellingen;
  • onderwijs van een hoge kwaliteit;
  • een hausse in liefdadigheid en filantropie;
  • en een algemeen vertrouwen in de media.

Wie weet. Misschien staan we inderdaad voor een heropleving. Het ziet er alleszins veelbelovend uit, althans in de VS, waar president Biden een heel duidelijk progressieve, sociale en duurzame strategie lijkt te volgen.

Succes heb je te danken aan je netwerk

Wat er ook zal gebeuren, we weten allemaal hoe moeilijk het is om de toekomst te voorspellen op basis van wat in het verleden is gebeurd. Zeker omdat dit een zeer specifiek Amerikaans verhaal is en de context van Europa natuurlijk helemaal anders is. Anderzijds lijkt de geschiedenis ook wel bepaalde patronen te volgen. Carlota Perez schreef daar al over in haar bestseller “Technological Revolutions and Financial Capital: The Dynamics of Bubbles and Golden Ages”.

Zij verdeelt de laatste eeuwen in technologische revoluties die zich ontwikkelen volgens een s-curve structuur: van installatieperiode naar buigpunt en gevolgd door een gouden periode. Volgens Perez bevinden we ons nu in zo’n buigpunt: een periode die gekarakteriseerd wordt door sociale onrust maar die ook de komst van een Gouden Periode inleidt. Dus ook zij is erg hoopvol.

Maar speculeren over de toekomst is eigenlijk niet wat mij hier interesseert. Wat me fascineert in Romney Garretts en Putnams betoog is dat er een duidelijke correlatie bestaat tussen collectief denken – de ‘wij’ komt voor de ‘ik’ - en economisch, sociaal en cultureel succes.

Een soortgelijk idee vind je trouwens terug in het boek ‘De Formule’ van natuurkundige en netwerkwetenschapper Albert-László Barabási. Hij omschrijft succes als volgt: “Performance is what you do as an individual, and success is how the community perceives your performance and how, eventually, it acknowledges and rewards you for it. In other words, performance is about you, but your success is really about us.”

Hij meent dat wie succesvol is dat nooit enkel aan zichzelf te danken heeft maar aan de macht en grootte van zijn of haar netwerk. Peter Hinssen schreef dan weer jaren geleden dat ‘The Network Always Wins’. Hij meende dat bedrijven als een netwerk moeten functioneren, als ze willen overleven in het tijdperk van digitale disruptie.

Businessman touching global structure networking and data exchanges customer connection on interface digital screen, technology business and communication.

Ze formuleren het elk op hun manier, maar Putnam, Barabási en Hinssen geloven allemaal dat succes - of het nu organisatorisch, maatschappelijk, economisch en zelfs individueel is - afhangt van het collectief, het netwerk, het ‘wij’.

Met andere woorden: sociale, economische en politieke stromingen die zich focussen het individu of op heel specifieke in-groups zijn niet alleen ethisch twijfelachtig, ze zijn gewoon ook heel erg inefficiënt. Treffende voorbeelden hiervan zijn nationalistische partijen die hun grenzen sluiten, aansturen op economische ontkoppeling of mondiale problemen zoals de opwarming van de aarde en immigratie met lokale oplossingen ‘aanpakken’.

Ook bedrijven dienen dit collectieve wij-denken te omarmen. Ze moeten verder durven kijken dan individuele genieën en de context van hun eigen bedrijf en daar dan ook naar handelen

Ook de COVID-19 crisis is hier een perfect voorbeeld van. De meeste landen verkeren nog in het ieder-voor-zich stadium, terwijl je een wereldwijde pandemie natuurlijk nooit lokaal kan bevechten. Enkel zorgen voor het wereldwijde ‘wij’ zal resulteren in een voordeel voor alle aparte ‘iks’.

Wat me opvalt is dat dergelijke individualistische en in-group tendensen steevast bekritiseerd worden met morele en ethische argumenten. We moeten echt meer aankaarten hoe inefficiënt en onsuccesvol ze zijn op lange(re) termijn.

Wij-bedrijven

Maar deze broodnodige wij-evolutie zou niet enkel regeringen en wetgevers moeten wakker houden. Ook bedrijven dienen dit collectieve wij-denken te omarmen. Ze moeten verder durven kijken dan individuele genieën en de context van hun eigen bedrijf en daar dan ook naar handelen. Ook zij moeten dringend nadenken over ethiek, gelijkheid, eerlijke herverdeling van macht, het opleiden van wie niet meer meekan, wederkerigheid, openheid, vertrouwen, respect voor de planeet en zelfs filantropie.

Helaas zijn dit net de aspecten van bedrijven die vaak nog steeds als wollig of zelfs zwak worden beschouwd. Terwijl ze net de pijlers zijn van economisch, maatschappelijk, cultureel en politiek succes. We moeten het echt anders beginnen aanpakken als we uit de huidige crisis willen geraken.