Zakendoen in het buitenland, het is de ambitie van menig ondernemer. Omdat het de verdere groei van je onderneming een gigantische boost kan geven. Maar hoe zorg je ervoor dat je je niet verslikt in zo’n internationaal avontuur en er geen financiële kater aan overhoudt? In dit artikel belichten we enkele veelgebruikte technieken om de buitenlandse markt te betreden, telkens vanuit een fiscale invalshoek.
Commerciële keuze bepaalt de toepasselijke fiscaliteit
Twee opties: doe-het-zelf via bemiddelaar of verkoop aan lokale distributeur
De strategie om de buitenlandse markt te veroveren en de juridische uitvoering ervan bepalen waar de winst uiteindelijk zal worden belast: België of het buitenland. Daarbij heb je als ondernemer grofweg twee opties: ofwel verkoop je de producten zelf rechtstreeks aan de eindklant in het buitenland via de bemiddeling van een lokale tussenpersoon, ofwel doe je daarvoor beroep op een lokale distributeur die op zijn beurt de producten doorverkoopt aan de eindklant. Die lokale distributeur kan een onafhankelijke derde verdeler zijn, maar evengoed een gerelateerde partij (zoals een groepsvennootschap).
Mate van verankering bepaalt fiscaliteit
Die keuze heeft ook een fiscale impact. Het fiscaal basisprincipe is dat een onderneming wordt belast op haar wereldwijde winst in het land van vestiging (bv.België), tenzij die onderneming in het buitenland een fysiek kantoor heeft of er een persoon is die hem kan verbinden (in fiscaal jargon ‘materiële vaste inrichting’ of ‘personele vaste inrichting’ genoemd).
Anders gezegd, hoe sterker jouw verankering in het buitenland, hoe groter de kans dat je daar belastingen zal moeten betalen. Ook zijn er vaak bijkomende administratieve verplichtingen waaraan je zal moeten voldoen, zoals verplichte btw-registratie in het buitenland van de Belgische onderneming.
Dubbelbelastingverdrag als scheidsrechter
De dubbelbelastingverdragen die België met andere landen heeft afgesloten, spelen daarbij een belangrijke rol. Bedoeling is om dubbele belasting te vermijden, met name dat de winst tweemaal zou worden belast, een keer in België en een tweede keer in het buitenland.
Werd er geen dubbelbelastingverdrag gesloten, dan dreigt een dubbele belastingheffing. De oprichting van een dochtervennootschap kan dan een mogelijke uitweg bieden.
Opstartverliezen niet langer meteen aftrekbaar in België
Ook de Belgische fiscaliteit mag men daarbij niet uit het oog verliezen. Zo zijn sinds vorig jaar de opstartkosten of buitenlandse fiscale verliezen niet langer fiscaal aftrekbaar van je winsten in België.
Enkel bij een volledig stopzetting van je buitenlandse activiteit (binnen de EER; sinds de Brexit valt het Verenigd Koninkrijk hier niet langer onder!) en voor zover die verliezen nooit in het buitenland werden gebruikt, kan men die nog afzetten tegen de Belgische winst.
Optie 1: Samenwerking met lokale tussenpersoon
Soorten bemiddelaars
Een eerste manier bestaat erin dat je rechtstreeks jouw producten verkoopt aan de eindklant in het buitenland. Doorgaans gebeurt dit via een bemiddelaar. Dit kan een werknemer zijn met wie je een arbeidsovereenkomst hebt gesloten (de zogenaamde handelsvertegenwoordiger).
Ook mogelijk is om een derde partij in te schakelen, zoals een handelsagent (die in naam en voor rekening van de Belgische onderneming handelt) of een commissionair (die handelt in eigen naam maar voor jouw rekening). De commissionairsstructuur komt vooral voor in specifieke sectoren, zoals in de kunstwereld, waar de verkoper vaak anoniem wenst te blijven.
Kenmerkend voor dergelijke manier van werken is dat je als Belgische onderneming het economisch risico blijft dragen. De tussenpersoon bemiddelt enkel en strijkt een commissie op bij elke verkoop.
Onafhankelijke bemiddelaar – geen personele vaste inrichting
Handelt de tussenpersoon op onafhankelijke wijze, zowel juridisch als economisch, dan is er op fiscaal vlak geen sprake van een zogenaamde personele vaste inrichting. Enkel de tussenpersoon is dan in het buitenland belastbaar op de door hem ontvangen commissies. Dit is in het bijzonder het geval voor de handelsagent, de commissionair en de makelaar, op voorwaarde dat zij daadwerkelijk onafhankelijk handelen en dat ook kan worden aangetoond.
Bemiddelaar heeft ruime bevoegdheden of is niet onafhankelijk – personele vaste inrichting
Delicater is de situatie waarin de tussenkomst van de bemiddelaar verdergaat dan enkel voorbereidende of ondersteunende werkzaamheden. Is de tussenpersoon ook gemachtigd om de contracten mee te onderhandelen of te ondertekenen in naam en voor rekening van jouw onderneming en dat ook regelmatig doet, dan is er wel sprake van een personele vaste inrichting. Deze situatie doet zich klassiek voor bij de handelsvertegenwoordiger, maar ook bij de andere tussenpersonen indien blijkt dat zij toch niet zo onafhankelijk zijn als eerst gedacht.
Jouw onderneming zal zich dan in het buitenland moeten registreren en de winst die gerealiseerd werd via de vaste inrichting, wordt daar belast. In principe zal België verplicht zijn om die winst vrij te stellen, conform het dubbelbelastingverdrag.
Het voorhanden zijn van een vaste inrichting lijkt op het eerste zicht negatief, maar dat hoeft het niet per se zo te zijn. In vele landen is het tarief in de vennootschapsbelasting immers lager dan in België (zoals in Nederland dat een verlaagd tarief kent van 15% voor winst tot 245.000 euro). De buitenlandse winst wordt bijgevolg minder zwaar belast, dan wanneer er geen vaste inrichting zou geweest zijn (vergelijk met het standaard tarief in de Belgische vennootschapsbelasting van 25%, of onder strikte voorwaarden 20%).
Optie 2: Verkoop aan lokale distributeur of via eigen verkoopkanaal
Onafhankelijke derde
Een alternatief bestaat erin om te werken met een lokale verdeler die gevestigd is in het land in kwestie. Dit kan een derde zijn, zoals een onafhankelijke wederverkoper of distributeur die jouw producten in eigen naam en voor eigen rekening aankopen en wederverkopen. Hieraan zijn voor jou geen bijzondere buitenlandse fiscale verplichtingen verbonden.
Eigen verkoopkanaal - bijkantoor
Een bijkantoor maakt juridisch deel uit van het Belgische hoofdhuis. Zij vormt geen afzonderlijke entiteit. Een bijkantoor kwalificeert op fiscaal vlak als een materiële vaste inrichting wanneer er sprake is van een kantoor of bedrijfsruimte van waaruit op duurzame wijze de kernactiviteiten van de onderneming worden uitgeoefend.
Ook een bouwwerf kan een materiële vaste inrichting uitmaken, wanneer de uitvoering van de werken een bepaalde duurtijd overschrijdt. Vormen geen materiële vaste inrichting: een locatie die wordt gebruik enkel voor het uitstallen van goederen of het aanleggen van een voorraad voor de verdere verwerking door een andere onderneming, of een ‘rep office’ voor reclamedoeleinden.
Het bestaan van een materiële vaste inrichting heeft fiscaal tot gevolg dat de netto-winst die toerekenbaar is aan het bijkantoor, wordt belast in het buitenland. Ook hier geldt de bemerking dat het bestaan van een vaste inrichting niet altijd fiscaal nadelig hoeft te zijn.
Eigen verkoopkanaal - dochtervennootschap
Kies je voor een dochtervennootschap, dan zijn er voor het Belgische moederbedrijf zelf geen specifieke fiscale verplichtingen of consequenties in het buitenland. In tegenstelling tot het bijkantoor dat deel uitmaakt van het moederbedrijf, is een dochtervennootschap immers een afzonderlijke rechtspersoon. De dochtervennootschap zal bijgevolg in het land van vestiging de daar geldende fiscale verplichtingen (zoals registratie en indienen van de aangiftes vennootschapsbelasting en btw) moeten naleven.
Wel moet rekening gehouden wordt met de regels inzake transfer pricing. Die voorzien dat alle transacties tussen de moeder- en dochtervennootschap op marktconforme wijze moeten gebeuren (alsof zij derde partijen waren). Bedoeling is namelijk om onrechtmatige winstverschuivingen tegen te gaan.
Aandachtspunt bij dochtervennootschap: winstrepatriëring
In die context is het wel van groot belang om een fiscale check te doen van de groepsstructuur om zo de ‘winstrepatriëring’ veilig te stellen. De buitenlandse winsten kunnen klassiek immers enkel opstromen naar de moedervennootschap via management fees, interest-of royaltybetalingen of dividenden, daar waar in het geval van een bijkantoor de winst zich meteen in de moedervennootschap bevindt, aangezien het bijkantoor en het moederbedrijf juridisch gezien dezelfde entiteit zijn.
Dividenden kunnen principieel vrij van lokale bronheffing en Belgische vennootschapbelasting opstromen vanuit de dochtervennootschap naar de Belgische moeder, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Zo worden dividenden uit een te laag belaste entiteit uitgesloten van dit voordeel.
Conclusie
De juridische vormgeving en de fiscaliteit bij internationaal ondernemen is in zekere zin een wisselwerking. Enerzijds is het toepasselijke fiscaal regime afhankelijk van de wijze waarop je de buitenlandse markt betreedt. Omgekeerd kan de fiscaliteit de juridische vormgeving beïnvloeden. De fiscaliteit zou hierin enkel richtinggevend en dus zeker niet bepalend mogen zijn.
De focus moet immers steeds zijn om de markt op een economisch duurzame wijze te betreden; de fiscaliteit komt dan op de tweede plaats. Een goede voorbereiding is bijgevolg een must, alvorens de sprong (over de landsgrens) te wagen.
Dit artikel kwam tot stand dankzij de medewerking van Bernd Tiebout, Tax Lawyer bij Advocaten Sansen International Tax Lawyers