Het is dom om de culturele sector te laten sterven, zoals we dat nu in België laten gebeuren. Ik val maar meteen met de deur in huis, want dit is belangrijk. En dan voor redenen die zelden aangehaald worden...
Met dit stuk wil ik het niet hebben over hoe schrijnend onmenselijk het is om een volledige sector aan haar lot over te laten. Ook al is dat zo. Ik wil het zelfs niet hebben over de troostende en entertainende kenmerken van cultuur die essentieel zijn in tijden van angst en onzekerheid, zoals de onze. Ook al is dat belangrijk. Ik wil het wel hebben over economische waarde, iets waar cultuur zelden mee wordt geassocieerd. Omdat dat blijkbaar de enige taal is die politici nog kunnen begrijpen.
Voor hen die enkel in staat zijn om lineair te denken, en dan nog eens heel korte lijnen nodig hebben tussen oorzaak en gevolg, wordt cultuur inderdaad vooral als een irritante kostenpost gezien; als een subsidieslurpend zwart schaap. Maar (langetermijn)waarde ontwikkelt zich zelden één op één. Ook in bedrijven gebeurt dat overigens nauwelijks: het is weinig zo dat een innovator een briljant idee heeft en dat dan plots na een paar maanden uitgroeit tot een gigantisch economisch succes. De weg tussen idee, uitvoering én succes is lang, chaotisch, kronkelend, dodelijk selectief en beenhard. We moeten echt weg van dat bekrompen A naar B denken.
Maar dus, even terug naar mijn punt: wat is dan de economische waarde van cultuur? Ik zie minstens drie elementaire pijlers die veel te weinig aangehaald worden in het huidige debat.
Creativiteit en innovatie
Eén: innovatie. Creativiteit en originaliteit zijn volgens het World Economic Forum één van de top 10 skills die we nodig hebben om aan de wereld van morgen te bouwen. En dat terwijl kunst en cultuur steeds meer afgebouwd worden in het onderwijs, ten nadele van de meer praktische vakken. Hoe kan je verwachten dat jongeren cruciale vaardigheden als creativiteit ontwikkelen als ze enkel analytische, convergente en puur cognitief gerichte vakken krijgen op school? En hoe kan je verwachten dat volwassenen hun divergent en creatief denken oefenen en gebruiken op de werkvloer, als ze zelden geïnspireerd worden met divergente ‘producten’ als film, dans, muziek, schilderkunst en literatuur? De waarde van de makers van deze producten (de artiesten, dus) is onschatbaar. Organisaties als Nokia & Bell Labs (Met het Experiments in Art and Technology project of E.A.T.), Bosch (Platform 12) en het Mclaren Formula 1 Team (colab met Royal Ballet) hebben hier al gretig gebruik van gemaakt.
De relevantie van de mensheid
Twee: de waarde van de mens. Naast emotionele intelligentie is creativiteit wat ons (voorlopig) onderscheidt van computers. Repetitieve motorische én cognitieve taken zijn al enige tijd het domein van technologie. Maar waar we vooralsnog in uitblinken, dat moeten we stimuleren. Zeker omdat divergent denken ook cruciaal is voor het oplossen van een aantal gigantische en snel groeiende problemen - waaronder klimaatopwarming. En ja, er zijn heel wat grote spelers – Google, IBM, MIT bijvoorbeeld - die zich gesmeten hebben op creatieve AI. En wellicht gaan die oplossingen ooit doorbreken. Maar als we kijken naar de hilarische, door een AI-geschreven verzen die voortvloeien uit een samenwerking tussen KULeuven en schrijfster Annelies Verbeke, zitten we voorlopig nog even veilig.
Kunst als inspiratie voor wetenschap
Drie: wetenschap en cultuur gaan vaker hand in hand dan we denken. Wetenschap functioneert niet in een vacuüm. Zoals ik al zei, worden briljante uitvindingen en doorbraken altijd vooraf gegaan (en gevolgd) door een hele resem onzichtbare gebeurtenissen en inzichten die later zelden in rekening genomen worden.
Er bestaan heel wat verhalen over wetenschappers die geïnspireerd werden door kunst. Einstein, bijvoorbeeld, was een grote fan van fictieschrijvers Felix Eberty and Aaron Bernstein. Die laatste zou een rol gespeeld hebben in de ontwikkeling van zijn speciale relativiteitstheorie. De vader van mathematicus Ada Lovelace - gezien als de eerste computerprogrammeur ooit - was dichter Lord Byron en zij zag in de eerste helft van de negentiende eeuw (!) al in dat computers ooit muziek zouden kunnen maken. Bijna 2000 jaar voor Charles Darwin On the Origin of Species publiceerde, beschreef de Romeinse Dichter Titus Lucretius Carus in zijn De Rerum Natura dat een organisme dat het meest geschikt was om zich aan zijn omgeving aan te passen het meest kans op succes had. Sommigen mensen geloven dat hij Darwin zou geïnspireerd hebben. De Amerikaanse natuurkundige Robert H. Goddard werd getriggerd door H.G. Wells’ ‘War of the Worlds’ om de eerste vloeibare brandstofraket te bouwen.
Het wordt echt tijd dat we ophouden met het stiefmoederlijk behandelen van de kunsten. Ze hebben een heel krachtige onrechtstreekse (en daarom helaas weinig visibele) impact op onze economie en samenleving
Vaak zijn succesvolle wetenschappers bovendien ook (hobby)artiesten, en vice versa: fysicus Albert Einstein speelde viool, visueel artiest Leonardo Da Vinci was een vruchtbare uitvinder, dichter Johann Wolfgang von Goethe was ook een wetenschapper, Queen gitarist Brian May is een astrofysicus, actrice Hedy Lamarr lag aan de oorsprong van de technologie die de basis vormt van WiFi, GPS en Bluetooth, Samuel Morse was ook een schilder, fysicus Richard Feynman was ook tekenaar, enz. Ik kan blijven doordoen, maar mijn punt is wellicht duidelijk.
Het wordt echt tijd dat we ophouden met het stiefmoederlijk behandelen van de kunsten. Ze hebben een heel krachtige onrechtstreekse (en daarom helaas weinig visibele) impact op onze economie en samenleving. En het ergste is dat onze politieke leiders dat niet beseffen. Daarom mijn oproep: red de culturele sector. Op lange termijn hebben wij hen meer nodig dan omgekeerd.