Eline Talboom en Muriel Uytterhaegen
Ze zien zichzelf niet als onderneemster en zeker niet als rolmodel, wel als pioniers. Eline Talboom en Muriel Uytterhaegen, twee ex-GIMV’sters nota bene, stonden samen met Conny Vandendriessche aan de wieg van We Are Jane, het eerste en nog steeds enige ‘vrouwenfonds’ in België. Vijftig miljoen euro en twee participaties later komen Talboom en Uytterhaegen tijdens dit gesprek tot het besef dat zij - net als hun iets bekendere vennoot - wel degelijk zelf ook onderneemsters én rolmodellen zijn. Die bescheidenheid hebben ze alvast gemeen met de kandidaat-onderneemsters waar ze met hun investeringsfonds naar op zoek zijn.
Hoe kwamen jullie op het idee van een investeringsfonds voor vrouwelijke ondernemers?
Uytterhaegen: “De weigering van een investeringsdossier van een onderneemster ligt aan de oorsprong van We are Jane. Zij raadde ons aan om contact op te nemen met Conny (Vandendriessche; nvdr). Als investeerder merkten we toch wel een verschil waarop onderneemsters op zoek naar geld hun verhaal aan de man brachten. In tegenstelling tot de grote groeiambities en -verhalen die mannelijke ondernemers pitchten, met stevige omzet- en ebitdaprognoses, kwamen de verhalen van vrouwelijke ondernemers bescheidener en aarzelender over. Realistischer wel, maar de fondsen gingen een pak makkelijker richting mannelijke entrepreneurs.”
“Dat blijkt ook uit een onderzoek van Marion Debruyne, decaan van Vlerick Business School: wanneer hetzelfde investeringsverhaal gepitcht wordt door een mannelijke of vrouwelijke ondernemer gaat er effectief minder financiering naar vrouwen.”
Talboom: “Vaak zien we een verschil in (groei)mindset maar niet in ambitie tussen mannelijke en vrouwelijke ondernemers. Onderneemsters praten meer in termen van ‘ik denk’, ‘we hopen’, enzovoort, waardoor ze minder zelfzeker overkomen. Investeerders gaan sneller mee in de grote, soms gestretchte groeiverhalen. Met We Are Jane willen we daar doorkijken.”
Het is nog steeds barslecht gesteld met durfkapitaal voor onderneemsters. En het gaat er niet echt op vooruit, integendeel.
Uytterhaegen: “Dat klopt. In Europa ging in 2020 amper 2,1% van alle geïnvesteerde fondsen richting bedrijven opgericht door vrouwen. In dat cijfer komt amper beweging. Voor ons fonds was Conny de finale trigger. Als enige vrouw in de jury van het tv-programma Leeuwenkuil, de Vlaamse versie van Dragon’s Den, merkte ze dat de deelneemsters na het programma op haar afstapten en niet op de mannelijke investeerders. Die vormden duidelijk een drempel. Wij willen met We Are Jane de opstap naar grotere investeerders makkelijker maken. Drempelverlagend zijn dus.”
Jullie hebben nu twee participaties waarbij jullie stevige meerderheidsaandeelhouders zijn geworden. Zijn dat nog participaties of eerder overnames zoals sommigen suggereren?
Talboom: “Dat is zo één van die misverstanden die we de wereld willen uithelpen. De omvang van deze twee participaties heeft te maken met de aard van de transacties. Bij onze eerste investering was het bedrijf quasi volledig in handen van een business angel. Die hebben we moeten uitkopen. Daarnaast hebben we ook het belang van de oprichtster in haar eigen bedrijf opgetrokken.”
“Bij de tweede participatie wilden de founders volledig uit het bedrijf stappen. Wij hebben hen overtuigd om een minderheidsbelang aan te houden, de beste investering die ze konden doen in hun eigen toekomst.”
Het beste voorbeeld van hoe groeikapitaal de founder van een bedrijf niet buitenspel zet, is Conny zelf
“Wij zitten met ons fonds op de grens van venture capital (investeren in de vroege fasen van een bedrijf; nvdr) en private equity of groeikapitaalinvesteringen in reeds meer mature bedrijven. Wie met een venture capital-bril naar onze investeringen kijkt, reageert verbaasd, maar bij private equity zijn meerderheidsparticipaties een gebruikelijke piste. Het gaat om buyout-transacties waarbij de oprichters of eigenaars worden uitgekocht.”
Uytterhaegen: “Het beste voorbeeld van hoe groeikapitaal de founder niet buitenspel zet, is Conny zelf. Na opeenvolgende investeringen door een business angel, GIMV en het Franse Naxicap heeft ze nog steeds 30% van de aandelen van haar bedrijf in handen.”
Jullie kozen bewust voor groei- en geen seed- of start-upkapitaal en dus investeringen in meer mature, meer gevestigde bedrijven. Vanwaar die keuze?
Uytterhaegen: “Dat heeft te maken met het risicoprofiel. We zochten als investeerders in ons fonds bewust naar vrouwen die wilden investeren in vrouwelijke ondernemers. We zijn een fonds voor vrouwen door vrouwen, maar we zijn wel een commercieel fonds dat een return nastreeft voor haar investeerders en voor onszelf. Door te investeren in bedrijven die reeds een basis, een structuur, een team,..., kunnen voorleggen, stemmen we het risicobeheer af op het profiel van onze investeerders.”
Als we succesvol zijn met onze huidige aanpak, wordt de stap naar meer risicovolle dossiers kleiner
Talboom: “Het was inderdaad een bewuste keuze, gebaseerd op een analyse van de markt. In venture capital kan je niet groeien zonder extern kapitaal. Wij mikken op bedrijven die al een paar miljoen omzet en een gezonde EBITDA draaien. Er zijn nog heel wat bedrijven in ons doelsegment, met vrouwelijke aandeelhouders die nog een stevig groeipotentieel hebben. Alleen zijn ze minder zichtbaar en werken ze buiten de schijnwerpers.”
Uytterhaegen: “Onze inschatting was dat we met meer risicovolle dossiers moeilijker fondsen zouden ophalen. We willen niet uitsluiten dat we in toekomst meer risico inbouwen. Als we succesvol zijn met onze huidige aanpak, wordt de stap naar meer risicovolle dossiers kleiner.”
Er leven wel wat misvattingen bij onderneemsters over investeringsfondsen. Percepties die jullie ongetwijfeld in de weg moeten zitten.
Uytterhaegen: “De clichés en foute percepties die rond investeringsfondsen hangen, ook wat We Are Jane betreft, horen er nu eenmaal bij. Dat een externe investeerder zoals wij alles overneemt, is zo één van die misvattingen. Of we nu een minderheids- of meerderheidsparticipatie nemen, maakt op het vlak van de eisen die we stellen om onze investering te beschermen niet uit. De hoogte van de participatie speelt geen rol.”
“Een ander idee dat leeft, is dat een exit van een investeerder ook het einde betekent voor de oprichtster. Nogmaals, Conny bewijst het tegendeel. Na drie investeerders bezit ze nog steeds een derde van de aandelen van haar bedrijf.”
Talboom: “Ook dat we zogezegd enkel in onderneemsters zouden investeren, strookt niet met de waarheid. We investeren inderdaad in vrouwen maar wel vanuit meerdere invalshoeken. We verschaffen groeikapitaal aan bedrijven met vrouwen aan de oorsprong, aan het hoofd of in beslissingsposities, of nog: vrouwen die zich willen inkopen in andermans bedrijf. Het bedrijf kan inderdaad een vrouwelijke oprichter, CEO en/of aandeelhouder hebben, maar evengoed bekijken we dossiers van mannelijke ondernemers met een divers managementteam.”
“Met divers bedoelen we bijvoorbeeld de helft vrouwen. Of we financieren vrouwen die zich willen inkopen in andermans bedrijf. Vaak gaat het om vrouwen met een corporate carrière die, vanuit hun ervaring, liefst willen instappen in een meer gevestigd bedrijf en geen start-up. Qua sector maken we geen onderscheid, op biotech en life sciences na waar specialistische kennis nodig is, en investeerders die bereid zijn om tegen jarenlange verliezen aan te kijken.”
Welke toegevoegde waarde bieden jullie nog, behalve het groeigeld dat jullie aanbrengen?
Talboom: “Naast de financiële inbreng hebben we uiteraard de ervaring van Conny en de investeerders in het fonds, en onze ervaring in het begeleiden van bedrijven. We hebben heel wat gezien in de loop der jaren. We fungeren als klankbord en denken mee na over de groeimogelijkheden. Financiële discipline op het vlak van rapportering en inzicht in de eigen cijfers, operationele efficiëntie, marketing en storytelling,… er zijn heel wat domeinen waarmee we kunnen helpen.”
“De sterktes én zwaktes van de founder of bedrijfsleidster, daarmee gaan we aan de slag. We vullen de gaten onder andere met een Raad van Bestuur waar complementaire profielen in zitten. We hebben ook een uitgebreid netwerk waarop we kunnen terugvallen om nieuwe medewerkers aan te brengen.”
Tot hoever reikt jullie scope?
Uytterhaegen: “We zoeken investeringen in een straal van 300 kilometer. Buiten België kijken we ook naar Nederland, Frankrijk en Duitsland. Die afstand laat toe om onze investees fysiek te bezoeken, wat toch belangrijk is. Uit ervaring weten we dat alles wat verderaf ligt moeilijker verloopt.”
Jullie zijn nu anderhalf jaar na de start. Hoe is die periode verlopen? Waar liepen jullie tegenaan? Wat hebben jullie geleerd?
Uytterhaegen: “We waren ons op voorhand bewust van het feit dat we proactief op zoek zouden moeten naar deal flow, naar investeringsstromen. Dat blijkt en blijft ook zo. We willen nog heel wat onderneemsters enthousiasmeren om samen met ons hun groeiverhaal te schrijven, maar er kruipt behoorlijk wat tijd in het evangeliseren van de rol die een extern fonds zoals dat van ons daarin kan spelen. We stoten op dat vlak toch op een andere mindset bij onderneemsters.”
“Onze boodschap is dream bigger maar hen overtuigen dat ze een groter verhaal kunnen neerzetten mét, in plaats van zonder ons, duurt net iets langer. Er kruipt veel tijd in netwerken en praten met adviseurs. We gaan ook infosessies voorzien à la ‘Everything you wanted to know about an external investor but were afraid to ask’ (lacht).”
Wat is de grootste bekommernis van oprichtsters?
Uytterhaegen: “De grootste zorg van female founders blijkt de vrees dat wat ze jarenlang hebben opgebouwd - hun baby - moeten afgeven terwijl wij er een gezonde puber willen van maken. Het controleverlies, het niet meer alles alleen kunnen beslissen, schrikt duidelijk af. Terwijl wij geen succesverhalen kunnen schrijven als we de onderneemster niet centraal plaatsen. Ik heb enorm veel respect voor de manier waarop entrepreneurs er dag na dag telkens weer tegenaan gaan, ondanks de rollercoaster die ondernemen is.”
Ik heb enorm veel respect voor hoe entrepreneurs er dag na dag telkens weer tegenaan gaan, ondanks de rollercoaster die ondernemen is
Talboom: “Het is niet omdat wij op een gegeven moment uitstappen als investeerder dat de onderneemster moet uitstappen. Alleen vraagt elke fase een andere investeringspartner, die verder meegroeit naarmate het bedrijf groeit.”
Wat hebben jullie het voorbije anderhalf jaar geleerd over jullie zelf?
Muriel: “Ik zit al heel lang in de investeringswereld maar heb vooral geleerd om te leren luisteren hoe anderen naar onze wereld kijken. Er leven veel overtuigingen die niet stroken met de realiteit. Een investeringsfonds stapt in omdat je gelooft dat je elkaar kan versterken, omdat je overtuigd bent dat je er samen iets beters kan van maken.”
Talboom: “Mijn antwoord is iets persoonlijkers dan dat van Muriel (lacht). Als ik kijk naar het parcours dat we met We Are Jane afgelegd hebben, overvalt me een gevoel van trots. We hebben het toch maar gedaan, een mooi bedrag opgehaald, het fonds is realiteit geworden. Niet iedereen slaagt daarin.”
Jullie zien jezelf niet als onderneemster?
Uytterhaegen: “Neen. Dat is Conny.”
Talboom: “We zijn maar half onderneemster. We waren jarenlang loontrekkende. Toen moesten we ons niks aantrekken van boekhoudtoestanden bijvoorbeeld. Dat is nu wel anders.”
Uytterhaegen: “We hebben inderdaad bewezen dat we het kunnen. Conny hield ons voor dat wat we zelf niet konden we wel gingen vinden bij iemand anders. Vroeger waren we goed omringd, nu moeten we alles zelf doen of zoeken. De druk is hoog, we worden met argusogen bekeken. We moeten ons nog bewijzen.”
En zien jullie jezelf als rolmodel?
Talboom: “Oh nee, ik niet. Conny, dat is een rolmodel! Zij heeft een bedrijf groot gemaakt. (Denkt even na) In de investeringswereld misschien wel, maar ik vind het eerlijk gezegd een moeilijke vraag.”
Uytterhaegen: “Conny is een echt rolmodel. Al worden wij ook wel eens uitgenodigd om ergens te gaan spreken. Dus misschien toch wel een klein beetje (lacht).”