Faillissementen, ontslagen, teruggeschroefde productie: je kan de krant niet openslaan, of je leest een doemverhaal over de Belgische industrie. Te veel kosten, te weinig personeel, te veel regelgeving, te weinig kader: is onze industrie gedoemd ten onder te gaan of is er nog hoop? Volgens Bart Deckers, partner bij EY België, zijn er mogelijkheden, maar dan moet er wel actie ondernomen worden. En dat liever gisteren dan vandaag.
Dat de evolutie van de sector vandaag zo’n vaart heeft genomen, is volgens Deckers te wijten aan geopolitieke verschuivingen. Een voorbeeld daarvan zijn wijzigende machtsverhoudingen. “De grote internationale spelers in ons land hebben de afgelopen decennia de focus gelegd op globalisering en het vinden van efficiënte, kostenvriendelijke manieren van werken - denk maar aan het verleggen van bepaalde activiteiten naar het buitenland. Maar door conflicten en verschuivende machtsverhoudingen zijn een aantal zekerheden uit het verleden nu niet meer zo zeker.” Bovendien, stelt hij, is prijs niet langer de enige bepalende factor voor alle klanten. “Er is nog steeds een segment dat niet geïnteresseerd is in duurzaamheid, maar er zijn ook steeds meer consumenten die het belangrijker vinden dat een product duurzaam geproduceerd wordt, dan dat het goedkoop is.”
De vier kenmerken van de maakindustrie vandaag
Om binnen die verschuivingen te blijven floreren, zijn bedrijven uit de industriesector aangewezen om elke stap van hun werking onder de loep te nemen, stelt Deckers. Daarbij speelt technologie een grote rol. “Alles gaat zo snel vandaag dat bedrijven verplicht zijn om zich wendbaar op te stellen, maar ook dat om de capability uit te bouwen om futureproof te werk te gaan. AI, Internet of Things, blockhain: het zijn allemaal technologieën die razendsnel opgekomen zijn en niet meer weggaan, die moet je inbedden in je dagelijkse werkzaamheden, en daarvoor heb je de nodige kennis nodig.”
De transformatie moet zich niet enkel manifesteren in processen, maar doorheen het hele businessmodel, redeneert hij. “Belgische bedrijven die het internationaal goed doen, incorporeren de nieuwste technologieën in hun processen, maar ook in hun producten en services. Dat zijn vandaag de vooraanstaande bedrijven: zij die zich aan het heruitvinden zijn en dat constant zullen blijven doen.”
Die shift is essentieel omdat er steeds meer vraag komt naar gepersonaliseerde producten. Technologie maakt het makkelijker dan ooit om aan die vraag te voldoen, dus doe je er volgens Deckers goed aan om op zoek te gaan naar de juiste technologieën en infrastructuur om van je bandwerk ook maatwerk te maken. Innovatieve technieken als 3D-printing en door AI gestroomlijnde productielijnen maken het mogelijk om op een kostenefficiënte manier nog meer waarde te creëren voor je klanten.
Die voortdurende inspanning om jezelf te blijven heruitvinden, vraagt flexibiliteit, benadrukt Deckers. En dat is nog niet in elke sector vanzelfsprekend. “Als je kijkt naar de problemen in de automotive sector, zie je dat daar de veranderende vraag van de klant wordt gezien als de grootste uitdaging. Daar willen ze op inspelen, maar als de evolutie dan niet zo snel gaat als verwacht, of de logistieke keten blijft achter, dan leidt dat tot moeilijke situaties. Vandaar dat we tegenwoordig meer richting regionalisatie evolueren in plaats van globalisatie. Lokale toeleveranciers winnen weer aan populariteit.” Snel kunnen schakelen is dus essentieel, en dat vraagt om duidelijke, efficiënte processen, een breed inzetbare workforce en een vlotte samenwerking en communicatie op alle niveaus van je onderneming.
Tenslotte komt ook de shift naar duurzaamheid op kruissnelheid. Waar die factor de afgelopen jaren nog vaak werd gezien als een last, is het vandaag een absolute noodzaak. Zowel in je manier van ondernemen als bij het ontwikkelen van producten en diensten moet je aandacht hebben voor de voetafdruk van wat je doet. Al is dat niet evident, weet Deckers: “Je moet de balans vinden tussen de strikter wordende regelgeving en kostenefficiëntie. Er zijn nog niet veel bedrijven die daar de ultieme oplossing voor gevonden hebben, het blijft zoeken naar een evenwicht tussen je duurzame ambitie en de economische realiteit.”
Wie nog niet gestart is, is op achtervolgen aangewezen
Voor bedrijven die nu pas wakker schrikken, is het vijf voor twaalf, voorspelt Deckers. “Het economische klimaat is niet zo dat er ongebreideld geïnvesteerd kan worden, dus van bedrijven die vandaag al met al deze dingen aan de slag zijn, verwacht ik positieve resultaten, zolang ze blijven doorpakken. Wie vandaag nog niet geïnvesteerd heeft staat voor een moeilijkere inhaalbeweging, waarbij het belangrijk is om focus te houden en te investeren in de juiste dingen.”
Maar dat er geïnvesteerd moet worden, is duidelijk, besluit hij, want we moeten collectief op weg naar industrie 5.0, een nieuwe generatie van productiebedrijven. De belangrijkste principes voor die nieuwe generatie? Evolutieve businessmodellen, constante transformatie in lijn met veranderende noden van klanten, veilig en efficiënt gebruik van data, een wendbare supply chain met een wisselwerking tussen globale, regionale en lokale ketens en een evolutie richting circulaire economie, waarin je optimaal gebruik maakt van resources. Een transformatie van de workforce kan niet achterblijven: de vaardigheden die in het verleden noodzakelijk waren zijn niet dezelfde als de vaardigheden die we in de toekomst nodig hebben. Al die inspanningen samen kunnen tot een nieuwe manier van werken leiden, een manier waarop de Belgische industrie nog decennialang een stabiele factor kan blijven in onze economie.
En de overheid, wat doet die?
Maar de Belgische industrie kan niet floreren zonder een stevig Europees kader. Want hoewel regelgeving vaak een vertragende factor is, en dus soms het doel voorbij schiet, is het wel door een eenduidig beleid dat de Europese industrie zichzelf kan versterken tegenover andere industriële grootmachten. Wat mogen we verwachten van hogerhand? Deckers: “Ik denk dat het vooral belangrijk is dat bedrijven voldoende overleg plegen met overheden, zowel de Belgische als de Europese. Zo is er in Antwerpen een paar maanden geleden een overleg geweest met verschillende Europese bedrijven waar een tienpuntenplan is uitgekomen. Dat plan kan helpen een kader te creëren dat het mogelijk maakt om op een efficiënte, economische maar ook duurzame manier te gaan produceren. Nu is de vraag nog wat daar vanuit de overheden mee zal gebeuren.”
Het tienpuntenplan werd door tientallen CEO’s van Europese industriële spelers opgesteld, in de hoop tot een Europese Industrial Deal te komen. Deze tekst werd ondertussen door meer dan duizend toonaangevende bedrijven, instanties en organisaties ondertekend, wat het belang ervan onderstreept. Op de Europese top van april werd dit uitvoerig besproken en nieuwe overheidsinitiatieven zullen ongetwijfeld volgen.